Huurbescherming: belandt de jongere broer of zus van een 27-jarige wees op straat?

Op 7 november nam de Eerste Kamer der Staten-Generaal de Wet Huurbescherming Weeskinderen aan. Hiermee wordt gegarandeerd dat weeskinderen niet dakloos worden én dat zij na hun 27e levensjaar gegarandeerd woonruimte voor onbepaalde tijd krijgen toegewezen, omdat woningcorporaties hiertoe verplicht zijn door deze nieuwe wet. We schetsen een situatie waarover we in sociale media een vraag tegenkwamen: wat als het oudste weeskind 27 jaar is en een jongere broer of zus van 16 jaar heeft? Belandt de 16-jarige wees dan op straat zodra de oudere wees 28 jaar wordt? In het kort: nee.

De Wet Huurberscherming Weeskinderen loopt tot en met het 27e levensjaar (van het oudste overlevende kind). Om juist de situatie van een te korte periode te voorkomen en pech voor de jongste, komen 27-jarigen van rechtswege in aanmerking voor 2 jaren verlenging (dus tot en met het 29e levensjaar), dit is ook aangegeven door minister Hugo de Jonge in de tweede termijn van het debat over de wetsbehandeling.

 

Dit betekent dat als het oudste kind de voogdij heeft over de jongere broer of zus (wat vrijwel altijd het geval is), het jongere kind dus 100% nooit op straat komt te staan. Wanneer het jongere kind 18 jaar wordt, kan diegene zich desgewenst inschrijven als woningzoekende, en wanneer de woning voor het jongste kind zich aandient, verhuizen. Maar dat hóeft dus niet. het jongste kind kan dus desgewenst uitvliegen uit de ouderlijke woning óf vanuit de gegarandeerd toegewezen vervangende woning voor onbepaalde tijd.

 

Overigens zat ik vele jaren geleden (in 1990) zelf in de positie van de jongste van twee weeskinderen (14 en 22 jaar). Mijn zus en ik wilden in het ouderlijk huis blijven (particuliere verhuur), en voor een aantal jaren samen blijven. Mijn zus werd officieel mijn voogdes (dit gebeurt meestal als meerdere kinderen wees worden van wie in ieder geval één volwassen is), onze halfbroer werd toeziend voogd op afstand. Toen ik 16 was, wilde ik zelf weg omdat mijn zus en ik het niet goed met elkaar konden vinden. Toen hebben we zorgvuldig samen met onze halfbroer (mijn toeziend voogd) gekeken wat een passende oplossing was; verhuizen of niet, en op welke manier. Vandaag de dag zou dat nog in overleg met Jeugdzorg en/of maatschappelijk werk gaan. Dat was niet zo in 1991. Ik ben toen tijdelijk op kamers gegaan bij een vriendin en haar ouders. Dat gaf mij een nieuwe start van mijn leven in een ander deel van het land (dat wilde ik zelf, omdat ik niet veel binding had met mijn geboorteplaats omdat we er vrijwel alleen voor stonden en weinig steun van familie kregen). Vanuit dat informeel begeleid kamerbewonen ging ik op zoek naar een volgend adres.

Nu is mijn situatie niet per se representatief voor andere wezen, maar ik wil er maar mee aangeven dat als er tóch 100% veilige woongarantie is, het enorm veel relaxter uitstippelen is van de toekomst van het jonge leven. Juist die garantie is nodig om vooruit te kunnen kijken, zonder continue (extra) stress (naast de rouw om het grote verlies en ontworteling op zich al). Zelfs al zou de voogd van het jongste kind (in het ergste geval) niet willen meewerken aan rustig zoeken naar een andere woonsituatie van broer of zus, dan is er altijd nog de toeziend voogd die hier wettelijk invloed op heeft. Het kind komt niet op straat. En dat is maar goed ook. De nieuwe wet voorziet in die behoefte.

 

Vragen over de Wet Huurbescherming Weeskinderen?

Lees vooral eerst de inhoud van de wet, want deze is in voor leken leesbare taal geschreven. Mocht er iets niet duidelijk zijn, stuur ons dan een mail (of een reply op X), dan beantwoorden we uw vraag hier op WeesWijzer.