'Je kunt me altijd bellen' is een dooddoener

Misschien wel de grootste goedbedoelde dooddoener die iemand in een nare situatie veel te vaak hoort. In mijn eerste boek ‘ Zo, nu ben je wees’ (2013) beschreef ik waarom ‘ je kunt me altijd bellen’ een ongewenste opmerking is. Ik herhaal dit regelmatig. In gesprekken met bondgenoten van wezen, bij organisaties, en bij presentaties die ik in het land geef. In deze post ga ik dieper in op waarom deze vaak gehoorde uitspraak onhandig is, en wat je beter kunt doen.

Meisje op een treinstation kijkt op haar smartphone

Het fragment uit ‘Zo, nu ben je wees’:
‘Als je het werkelijk niet kunt opbrengen...doe dan niet alsof. Blijf dan uit de buurt. Niets zo vervelend als iemand die een onecht (hoewel meestal goed bedoeld) antwoord geeft (“Je weet het hè, je kan altijd bellen hoor!”) terwijl diegene eigenlijk niet bij de telefoon wacht tot deze gaat rinkelen, of er niet echt mee kan omgaan als degene die met het verlies kampt ook echt de telefoon pakt. Het is óók menselijk als je het werkelijk niet kan opbrengen. Maar wees daar dan zuiver in. Kun je het niet opbrengen, zeg dat dan. Kun je het wel opbrengen, zeg het dan niet - doe dan gewoon iets.’

Wat bedoel je eigenlijk echt?
Bijna iedereen flapt het er weleens uit. Met alle goede bedoelingen. Want ‘Je kunt me altijd bellen’ heeft een smaak van ‘ja, ik geef om je en vind het moeilijk om te zien waar je doorheen gaat. Ik wil niet egoïstisch overkomen, en wil je ook helpen. Maar ik weet niet hoe. Dus zeg ik wat ik zelf al zo vaak heb gehoord. En misschien wil je wel met rust gelaten worden. En heel eerlijk gezegd zit mijn leven vol eigen besognes, de wereld staat in de fik en ik doe ook maar wat ik kan.’ Best begrijpelijk. Maar alle goede bedoelingen ten spijt, de impliciete boodschap die blijft hangen bij degene die deze ontvangt, is: ‘Ik ga je niet bellen. Als je iets van je me wilt en weet wat dat dan precies is, moet het initiatief van jou komen. Want ik heb het druk en ik verwacht eigenlijk niet dat je belt.’ Deze interpretatie klinkt niet zo aardig. Want misschien heb je de woorden ‘je kunt me altijd bellen’ zelf weleens gebruikt met oprecht goede bedoelingen. En vind je het werkelijk prima als iemand die in de rats zit jou belt. En dat is natuurlijk ook goed. Maar realiseer je dat iemand met een verliestrauma niet altijd in staat is jouw lief uitgesproken grensbewaking te interpreteren zoals jij het bedoeld hebt. Dat is ook niet jouw verantwoordelijkheid. Maar je kunt er wel rekening mee houden door een paar dingen net even anders te doen.

Wat kun je beter doen?
We nodigen iedereen uit die op het punt staat om deze boodschap aan een rouwende (of aan wie dan ook die in een lastige situatie verkeert) te vertellen, hier een paar minuten mee te wachten. En in die minuten nog zorgvuldiger na te denken over wat je dan zou verwachten en doen, wanneer je gebeld zou worden.

Zou je een luisterend oor bieden? Zou je zelf een pannetje soep maken voor diegene? Zou je vragen hoe het die dag met hem of haar is? Zou je een helpende hand bieden indien nodig? Zou je naast iemand staan?

Het goede nieuws is: al deze dingen kun je al doen, zonder dat degene met pech de telefoon pakt en jou belt. Het is eigenlijk heel simpel. Bel zelf. Zet het in je agenda als je dagen snel vol lopen. Neem zelf contact op. Wees proactief. Want dat is nu nét wat vaak net even teveel gevraagd is van iemand die in de rats zit. Die is moe. Die heeft teveel op zijn of haar schouders rusten. Van diegene wordt al (te)veel verwacht. Diegene wil waarschijnlijk zich niet opdringen, is bang ‘teveel’ te zijn.

‘Ik ben teveel’
Voor veel weeskinderen is ‘teveel zijn’ een nadrukkelijk pijnpunt. Ga maar na: zij zijn hun ouders op jonge leeftijd verloren. Ze hebben niet meer dat vanzelfsprekende honk waar ze altijd welkom zijn, no matter what. In veel gevallen hadden ze dat honk ook al niet meer in de periode voorafgaand aan het wees worden. Ze zijn niet meer gewend om iemands nummer 1 te zijn. En als je je dan al niemands prioriteit voelt, dan ga je jezelf niet nog kwetsbaarder maken door iemand te bellen als je diegene eigenlijk nodig hebt. Want stel, je hoort ‘nee nu even niet, ik ging net boodschappen halen’. Of ‘O ik ben het helemaal vergeten, ik ben ook zo druk met mijn werk, maar ik wél aan je gedácht!’. Of iets anders dagelijks. Hoe goedbedoeld ook. Dan denk je als weeskind: ‘ik ben minder waard dan iemands boodschappen’. De boodschappen staan dan voor iets heel anders. Het is een metafoor geworden voor waardigheid, voor de moeite waard zijn. De moeite waard om even tijd voor vrij te maken.

Heb je het werkelijk superdruk met je boodschappen en is dat de reden dat je even geen gelegenheid hebt voor de zelf bellende wees? Wees hier dan glashelder in, bied een alternatief, en houd je eraan. Bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Joh, ik sta nét in de rij van de supermarkt. Ik bel je om [passend tijdstip] terug, als jou dat ook uitkomt. Ik zet er een herinnering voor aan in mijn telefoon. Okidoki?’. Zoiets. En bel dan ook terug.

Wil je er voor een wees zijn? Neem dan zelf het initiatief. Meen wat je zegt. Doe wat je belooft. Dit hoeft niet eens veel te zijn. Alle kleine dingen zijn - ook voor wezen - de grote in het leven.

Spreek af voor een bakkie. Bel en vraag hoe het is. App een lief GIF’je. Stuur wél die verjaardagskaart. Bel wél aan.

Doe het gewoon wél. Zélf.

You got this! :-)